“Hoe ga je in vredesnaam om met al die oordelen!?” vraagt Erik vol passie. We slenteren na een dag trainen lekker door het Amstelpark. “Ik bedoel, mán, die deelnemers hadden zoveel oordelen!” voegt hij toe. “Kun je dat als trainer dan niet gewoon zéggen?” Het is zo’n heerlijke voorjaarsdag, vol belofte. Erik wil trainer worden en kijken hoe je dat doet, een groep begeleiden. En ik kreeg een achtste deelnemer bij mijn Introductiedag Geweldloze Communicatie.
“Ben je verrast dat ik de deelnemers niet heb gewezen op het feit dat ze aan het oordelen waren? Temeer daar dat spot-on inzichten had kunnen opleveren?”, vraag ik. “Ja! Precies! Of nou ja, wat dóe dan, als trainer Geweldloze Communicatie?” vraagt Erik* nu. Ik hou van het vuur in deze krullenbol en de flap uit die hij soms kan zijn tijdens trainingen. “Wat leuk dat je dit vraagt”, zeg ik “Je vraag maakt me namelijk bewust van een vaardigheid, waarvan ik niet wist dat ik die toepas en dat geeft gemoedsrust.”
We nemen het pad door het bamboebos. “Ja, waarschijnlijk waren er veel oordelen vandaag”, zeg ik.
“Alleen, als ik deelnemers daarop zou wijzen, zou ik hetzelfde doen, toch? In ieder geval demonstreer ik dan juist níet wat ik op de mensen wil overbrengen. En áls ik er iets van zou willen zeggen, zou ik willen delen wat er bij mij leeft, bijv.: Ik schrik als je hoor zeggen dat je man een hork is, en dat heeft voor mij te maken met respect. Hoe zie jij dat? Maar ik voel niet de behoefte om dat zo te zeggen”, voeg ik toe. “Oh…” zegt Erik, zachter nu. Een merel vliegt kwetterend voorbij. “Zo had ik het nog niet gezien. Hoe zeg je zoiets? En waarom zou je het zeggen eigenlijk?” mijmert hij. “Ja precies”, zeg ik.
“Met welke intentie zeg ik wat ik zeg? Weet je, ik hoor die oordelen nauwelijks, of liever: ik hoor door die oordelen heen. Ik maak direct contact met wat er zou kunnen leven áchter die woorden, het verlangen achter dat oordeel. Had je gemerkt dat ik de ‘hork’ vrouw bijv. vroeg of ze misschien steun wilde in haar gastvrijheid als er vrienden kwamen?” Erik is even stil en grapt dan: “Ik vrees dat ik te druk was met oordelen over de oordelen v/d deelnemers, om te merken wat er écht gaande was.” Even leun ik vriendschappelijk tegen hem aan, zo van ‘ik ben bij je’ en we grinniken samen.
“Weet je er is nog iets”, realiseer ik me. “Ik wil zo graag dat deelnemers aan het eind van de dag naar huis gaan met de ervaring dat ze meer kunnen dan ’s morgens. Steeds vertellen dat ze aan het oordelen zijn, drukt mensen op het pijnlijke besef hoe onbewust onbekwaam ze (en wij) vaak zijn, hoe diep onbewuste (taal)patronen ingesleten zijn. Dat ontmoedigt. Ik wil vooral naast de mensen staan, ze helpen om dichter bij zichzelf te komen en bij hun verlangens achter hun oordelen. Jouw simpele vraag helpt me inzien dat ik dat al in praktijk breng en dat geeft gemoedsrust. Dankjewel!”
* Naam veranderd i.v.m. privacy